Treintje spelen
Als kind wilde ik treinbestuurder worden. Ik weet niet meer waarom, maar ik denk dat de gedachte om zo’n groot monster te mogen besturen de doorslag voor deze jeugddroom heeft gegeven.
Mijn broer en ik hadden een Marklin breedspoorbaan die een groot deel van de vloer van de zolder in beslag nam. Met miniatuur bakstenen en parketplankjes werden stationnetjes en een spoorbrug nagebouwd. Kleine lantaarnpalen werden op het 12v transformatorhuis aangesloten. En met Meccano werd er dan een kabelbaan bijgebouwd. Zo kon ik uren op zolder doorbrengen.
Met een enorme schuifweerstand werd de snelheid van de locomotief geregeld.
Hij kon best hard rijden en vloog dan ook regelmatig uit de bocht. Door de ombouw van de locomotief eraf te halen konden er hogere bochtsnelheden worden bereikt. Maar zodra de bocht met twee wielen van de grond werd genomen kwamen ook de contacten van de rails los waardoor het motortje in zijn achteruit schakelde en ik de race had verloren.
De spoorbaan en Meccano dozen heb ik al een halve eeuw niet meer teruggezien. Maar toen ik gisteren in het spoorwegmuseum was en een vergelijkbaar treinstel in de vitrines zag staan kwam dit verhaal weer naar boven.
Treinmachinist ben ik nooit geworden en van het openbaar vervoer maak ik amper gebruik. Dat er veel mannen op hogere leeftijd nog steeds met treintjes spelen probeer ik te begrijpen, maar tot voor kort lukte me dat nog niet. Zij begrijpen vaak ook niet waarom ik mij voor penseel en doek ben gaan interesseren.
Vorige week zijn we met onze kleinzoon naar het spoorwegmuseum gegaan. We reisden zelfs met de trein naar Utrecht. Vanaf het centraal station rijdt er één keer per uur een speciale boemel naar de Maliebaan waar het spoorwegmuseum is gevestigd. Daar stopt de trein op een station tussen de oude treinstellen van weleer.
Halverwege dit laatste stukje stopte de trein midden in een weiland. De trein zat vol opa’s en oma’s met rumoerige kleinkinderen. Tot onze verbazing zagen we de machinist buiten met z’n rugzakje om door de weilanden weglopen. We waren al bang dat hij thuis een boterham was gaan eten want het duurde maar liefst twintig minuten voordat de trein weer verder reed. Hij reed terug in dezelfde richting waarvan hij was gekomen. Het was me nu duidelijk dat we op een zijspoor waren gezet.
Eindelijk in het spoorwegmuseum aangekomen werd ik gegrepen door de aanblik van de gigantische stoomlocomotieven die in de hal stonden opgesteld. De glimmende ketels en koperen leidingen glansden ons tegemoet. Ik was zo onder de indruk dat ik ter plekke besloot dat hier een schilderij van gemaakt moest worden. Al jaren word ik geïnspireerd door de prachtige schilderijen van Monet en Turner. Vooral het schilderij Gare Saint Lazare uit 1877 van Monet vind ik indrukwekkend. Hij schilderde hier een vertrekkende stoomlocomotief en kreeg het zelfs voor elkaar dat het complete treinverkeer op het station urenlang voor hem werd stilgelegd.
Gisteren heb ik uren samen met mijn kleinzoon van bijna 4 jaar achter de computer gezeten. We hebben tientallen filmpjes van rijdende stoomlocomotieven bekeken en weten nu uit welke pijpen stoom en uit welke de zwarte rook komt. De vermenging van de zwarte rook met de witte stoom is een prachtig gezicht en vormt een uitdaging om te schilderen. Samen hebben we een goede compositie bedacht en kleinzoon wil graag dat de grote rode wielen en stoterstangen in het schilderij worden opgenomen.
Heerlijk dat dat joch al zo lekker kan meedenken en dat we er samen over kunnen discussiëren.
Daarna hebben we samen treintje gespeeld. Aan onze tafel staan 6 comfortabele stoelen op wieltjes. Als je ze achter elkaar zet kun je er een lange trein van maken en kun je zo de hele kamer doorrijden. Opa zat op de voorste stoel en was de machinist. Tjabe was conducteur en blies op een fluitje als de trein mocht vertrekken. Oma was de passagier en Harvey de hond mocht ook mee, maar hij mocht niet op de mooie comfortabele treinstoelen zitten.
Zo is de kinderwens van Opa om treinmachinist te worden toch nog uitgekomen en het schilderij? Dat gaat er zeker komen.
Henk Storm